‘Stel je voor er zijn geen hemel en hel,’ zong John Lennon ooit. Vreemd genoeg kan dat ook een goede manier zijn om de Bijbel te lezen. Bijna alle auteurs van het Oude Testament hadden geen voorstelling van hemel en hel.
In Psalm 88 bijvoorbeeld roept de schrijver naar God om hem te helpen, want als hij straks dood is dan kan hij niet meer voor God zingen, dan heeft God niks meer aan hem.
In Psalm 92 vertelt de schrijver God: “Domme, dwaze mensen begrijpen u niet. Ze zien dat het goed gaat met slechte mensen… Maar ze weten niet dat u die mensen zult vernietigen.” En verderop: “Met goede mensen gaat het goed… Goede mensen zeggen: ‘De Heer beschermt ons’.”
Als je denkt dat het hier gaat over beloning in de hemel en straf in de hel, en je weet zelf niet of je wel in hemel en hel gelooft, dan zegt deze Psalm je niet zoveel.
Maar stel je voor dat de schrijver het hier niet heeft over hemel en hel na dit leven. Waarschijnlijk had hij nog nooit van hemel en hel gehoord. En stel dat hij zelf ook niet dom was en ook wel zag dat genoeg slechte mensen feestvieren en genieten tot het eind, en genoeg goede mensen kapot gaan aan het leven. Wat horen we hier dan in deze Psalm? Wat is er dan dwaas aan te denken dat het goed gaat met slechte mensen?
“Met goede mensen gaat het goed,” zegt de Psalmist, “Ze zijn dicht bij de Heer, in zijn huis zijn ze gelukkig.” Goed zijn is voor hen geluk. Niet het feestvieren en genieten van de slechte mensen – het is dwaas dat als ‘gelukkig zijn’ te zien.
Het gaat de Psalmist niet om wat er na de dood misschien gebeuren zal. Hemel en hel maken niet uit. Kies nu het goede leven, zo roept hij ons op.
Hermen Kroesbergen
Deze overweging stond in de Wegwijs van oktober-november